Haskell

Haskell is een puur functionele programmeertaal die volledig is gebaseerd op wiskundige en logische processen. Functioneel programmeren is een vorm van declaratief programmeren, wat betekent dat het programma zich concentreert op de aard ervan en wat het moet bereiken, in plaats van uit te leggen en te ordenen hoe dat moet gebeuren (net als imperatief programmeren). De puur functionele aard van Haskell biedt ontwikkelaars duidelijke code die ze kunnen bestuderen om de logica van het programma duidelijk te begrijpen, zonder door commando’s en lange stukken code te worstelen.

Kenmerken van Haskell en functioneel programmeren

Functioneel programmeren maakt code gemakkelijker te analyseren; het is logisch, wiskundig en specifiek. Haskell is een van de belangrijkste voorbeelden van een puur functionele taal. Het is genoemd naar Haskell Brooks Curry, een wiskundige en logicus wiens werk de basis legde voor de ontwikkeling van functionele programmeertalen. Haskell is populair bij sommige bedrijven, zoals financiële zaken en technologie, die zeer specifieke, correcte en expliciete wiskundige processen vereisen.

Kenmerken van Haskell (en puur functionele programmering in het algemeen) zijn onder meer:

XNUMX% Puur etherische olie functies ze zijn gemakkelijker te analyseren en te testen en zijn onafhankelijk van externe gebeurtenissen. Met andere woorden, pure functies retourneren telkens hetzelfde antwoord, zonder andere delen van het programma te beïnvloeden.

Nee bijwerkingen omdat de functies elke keer dat ze worden aangeroepen dezelfde waarde retourneren, hebben ze geen bijwerkingen elders in het programma. Een bijwerking verandert vaak de staat van het programma zelf, niet alleen de lokale omgeving waarin het voorkomt. Omdat de functies puur zijn, kunnen ontwikkelaars eventuele bijwerkingen vermijden tijdens het werken in Haskell.

Luie evaluatie het programma evalueert een functie alleen als het absoluut moet. Het evalueert functies niet alleen omdat. Dit is efficiënter.

Statisch typen de programmeur moet een gegevenstype aan een variabele toewijzen tijdens het ontwikkelen van het programma. Meestal neemt het programma dat type dan aan voor elke volgende instantie van de variabele.