De wet op de minimumvakantie voor werknemers – afgekort BUrlG – regelt in welke mate werkgevers hun werknemers ten minste één betaalde vakantie per jaar moeten geven. De wet op de minimumvakantie is op 1 januari 1963 in werking getreden en geldt als aanvulling op de akkoorden die tot dat tijdstip en ook later door de afzonderlijke cao-partijen voor elke bedrijfstak en elke deelstaat zijn gesloten. De laatste wijziging dateert van april 2013.
Volgens § 2 is de wet van toepassing op alle bedienden, arbeiders en met werknemers gelijkgestelde personen. Het minimumaantal vakantiedagen bedraagt 24 werkdagen. Omdat ook de zaterdagen als werkdagen worden gerekend, bedraagt het totale recht vier weken per jaar.
Maar aangezien de meeste werknemers nu in het kader van de 5-daagse werkweek van maandag tot en met vrijdag worden tewerkgesteld, worden deze dagen afwijkend werkdagen genoemd. Aan de wettelijke aanspraak van 24 werkdagen is derhalve reeds voldaan met 20 dagen indien de overeengekomen arbeidstijd vijf dagen per week bedraagt, aangezien deze dan tevens overeenkomen met vier weken. Werknemers die recht hebben op 30 verlofdagen, krijgen dus zes weken verlof per jaar.
Verschillende regelingen
Voor jonge werknemers is de Wet op de bescherming van jonge werknemers van toepassing. Volgens de bepalingen in artikel 19 krijgt een jongere als volgt verlof:
- ten minste 30 werkdagen als hij of zij aan het begin van het kalenderjaar jonger is dan 16 jaar
- ten minste 27 werkdagen als hij of zij aan het begin van het kalenderjaar jonger is dan 17 jaar
- ten minste 25 werkdagen als hij of zij aan het begin van het kalenderjaar jonger is dan 18 jaar
Jongeren die in de ondergrondse mijnbouw werken, krijgen drie dagen per jaar extra.
Zwaar gehandicapten hebben recht op vijf extra verlofdagen, op basis van de in de cao of arbeidsovereenkomst overeengekomen verlofperiode.
Wachttijd
Volgens de Wet op het minimumverlof geldt er een wachttijd van zes maanden als een werknemer een nieuwe baan krijgt. Pas dan heeft hij recht op volledig verlof. Tijdens de wachttijd bestaat slechts recht op gedeeltelijk verlof. Dit komt overeen met een twaalfde van het jaarlijkse verlof per maand van de aangegane arbeidsverhouding.
Toekenning en overdracht van verlof
Het verlofrecht heeft altijd betrekking op het lopende kalenderjaar, d.w.z. het moet door de werknemer worden aangevraagd en door de werkgever in deze periode worden toegekend. Afwijkingen van deze regel zijn alleen toegestaan om zwaarwegende operationele redenen of om redenen die in de persoon van de werknemer liggen.