struct

Een struct of structuur in C-programmeertalen is een container die variabelen van verschillende gegevenstypen bevat die samen toegankelijk zijn. Structs zijn handig omdat ze gerelateerde gegevens kunnen categoriseren en groeperen. Structs komen voor in C-programmeertalen, waaronder C # en C ++.

Om een ​​struct te starten en te gebruiken, declareert u eerst de struct en plaatst u een optionele titel (of tag) ervoor:

struct Titel {};

Plaats vervolgens een puntkomma aan het einde van de struct.

Structs bevatten variabelen die het specifieke stuk gegevens identificeren waarmee ze binnen de struct zijn gekoppeld. Enkele veel voorkomende variabelen in C-programmering zijn int, char en float, die het gegevenstype aangeven dat ze opslaan. Als een structuur bijvoorbeeld gegevens bevat over een bepaalde klant in een bedrijf, kan de variabele char betrekking hebben op de naam van de klant, terwijl int (integer) hun specifieke klant-ID-nummer bevat. De specifieke informatie die een variabele opslaat, staat bekend als een waarde. Structs bieden een methode om gerelateerde (of misschien niet-gerelateerde) gegevens in een georganiseerd formaat te groeperen.

Om toegang te krijgen tot gegevens in een structuur, gebruikt u een lidoperator (vaak een punt) tussen de variabele en het specifieke gegevenslid. U kunt ook een aanwijzer gebruiken om gegevens te zoeken die zijn opgeslagen in een struct. Pointers gebruiken het geheugenadres van een variabele, dat is geprogrammeerd in de struct, om de bijbehorende gegevens van die variabele te lokaliseren.