Wat u moet weten over de ontvangstverplichting

Als onderdeel van de Cash Act bestaat sinds 1 januari 2020 de zogenaamde ontvangstverplichting. Het is de bedoeling te zorgen voor meer fiscale rechtvaardigheid. Maar wat zit erachter, wie is verplicht om bonnen af te geven en zijn er uitzonderingen?

De Wet bescherming tegen manipulatie van digitale basisregistraties, ook wel bekend als de Kaswet, is in december 2016 aangenomen. Sinds 1 januari 2020 moeten elektronische registratiesystemen, overeenkomstig de verordening inzake § 146a AO, een gecertificeerde technische beveiliging hebben. Dit betreft alle elektronische of gecomputeriseerde kasregisters en kassasystemen die bij het belastingkantoor moeten worden geregistreerd. Volgens het federale ministerie van Financiën is dit om manipulatie van gegevens, en dus belastingfraude, te voorkomen. Ook moet latere manipulatie van deze gegevens in de toekomst worden voorkomen. Dit is mogelijk door logging (registratie met als gevolg dat wijzigingen zichtbaar worden) van de gegevens, die begint op het moment dat de gegevens worden ingevoerd. Dit gebeurt door middel van een gecertificeerde technische beveiliging, zodat aan elke transactie een transactienummer wordt toegekend, zodat hiaten in de administratie herkenbaar zijn.

En dit is waar de ontvangstverplichting om de hoek komt kijken. In principe moet een ontvangstbewijs worden afgegeven aan elke zakelijke deelnemer op de ontvangstrollen. Er zijn echter enkele uitzonderingen en de koper is niet verplicht het ontvangstbewijs mee te nemen. Op de website van het Bondsministerie van Financiën staat ook: “De verplichting om kwitanties af te geven is bewust zo ontworpen dat zij technologieneutraal is. Het staat kassabezitters vrij om bijvoorbeeld via e-mail of mobiele telefoon ontvangstbewijzen af te geven.”

Is er een kassaverplichting?

De wetgever heeft bij de invoering van de eisen voor elektronische registratiesystemen afgezien van een kassaverplichting. Daarom kan elke ondernemer ook een open winkelkassa gebruiken in plaats van een elektronisch registratiesysteem, wanneer bijvoorbeeld goederen worden verkocht aan een groot aantal onbekende personen. De wettelijke bepalingen, zoals § 146 van het Duitse belastingwetboek (Abgabenordnung), d.w.z. een individuele, volledige, correcte, tijdige en ordelijke administratie en andere voorschriften en jurisprudentie moeten echter in acht worden genomen.

Of er nu een open winkelkassa of een elektronisch registratiesysteem wordt gebruikt, de regelmatigheid van de administratie en de boekingen van kasontvangsten en kasuitgaven kan worden gecontroleerd door middel van de controle van de kassa.

Wat moet er op de kassabon worden geschreven?

Naast de volledige naam en het adres van de handelaar die de levering verricht, omvat de verplichte informatie ook de datum van afgifte van het ontvangstbewijs, het tijdstip van het begin en het einde van de transactie, de hoeveelheid en de aard van de geleverde goederen of de omvang en de aard van de dienst, de tegenprestatie en het bedrag van de daarover verschuldigde belasting voor de levering van goederen of diensten ineens en het geldende belastingtarief of, in geval van een belastingvrijstelling, een vermelding dat een belastingvrijstelling geldt voor de levering van goederen of diensten.

Moet er een nieuwe kassa worden aangeschaft?

Het is niet verplicht om de oude kassa te vervangen. Onder twee voorwaarden kunnen de registratiesystemen nog tot 31 december 2022 worden gebruikt: Het kasregister kan om technische redenen niet worden aangepast om te voldoen aan §-146a-AO en het systeem is na 25 november 2010 en vóór 1 januari 2020 aangeschaft en voldoet aan de vereisten van de BMF-brief van 26 november 2010.

De details zijn beschikbaar op de website van het Bundesamt für Informationssicherheit.

Vrijstelling van de verplichting om bonnen af te geven

Volgens paragraaf 6.9 van het Toepassingsbesluit AO kan een vrijstelling van de verplichting om bonnen af te geven “alleen worden overwogen indien kan worden aangetoond dat er sprake is van een feitelijke of persoonlijke onbillijkheid voor de individuele belastingplichtige”. Of van een dergelijke hardheid sprake is, is een kwestie van het individuele geval en moet door de plaatselijke belastingautoriteiten worden onderzocht, aldus het Bondsministerie van Financiën.