Bijwerking

Een bijwerking bij het programmeren treedt op wanneer het uitvoeren van een functie ertoe leidt dat er iets anders gebeurt dan het strikt uitvoeren van de functie en het ontvangen van de standaarduitvoer. Dit kan betekenen dat de waarde van een variabele verandert terwijl deze in een functie wordt berekend. Declaratieve programmeertalen hebben zelden bijwerkingen; de code is eenvoudig en beschrijft niet elke stap die nodig is om een ​​functie te voltooien. Als de objecten die ze gebruiken onveranderlijk zijn, wat ze doorgaans zijn bij declaratief programmeren, zullen functies zich elke keer dat ze worden uitgevoerd hetzelfde gedragen, zonder bijwerkingen te hebben in een ander deel van het programma.

Een bijwerking verandert vaak de status van het programma zelf, niet alleen de lokale omgeving waarin het voorkomt. Dit wordt ook wel een “globale” verandering genoemd, wanneer het de waarden van variabelen buiten het lokale gebied van die bepaalde functie verandert. Om een ​​applicatie of computerprogramma te laten werken, moet het natuurlijk wel kunnen worden gewijzigd door middel van bijwerkingen: soms moet de output veranderen. En databases zullen veel bijwerkingen hebben als gegevens veranderen en muteren. Maar puur functioneel programmeren heeft ook voordelen.

Functioneel programmeren, dat bijwerkingen vermijdt, is voor ontwikkelaars gemakkelijker te lezen en te analyseren. Pure functies (die geen bijwerkingen hebben) voeren elke keer dezelfde berekening uit als ze worden herhaald, zonder variatie of bijwerking. Door bijwerkingen in een programma te vermijden, wordt het leesbaarder en betrouwbaarder.