Uitgesproken ask-ee, ASCII is het acroniem voor de American Standaard Code voor Informatie Iverandering. Het is een code die 128 Engelse tekens weergeeft als cijfers, waarbij aan elke letter een cijfer van 0 tot 127 wordt toegewezen. De ASCII-code voor hoofdletters M is bijvoorbeeld 77. De meeste computers gebruiken ASCII-codes om tekst weer te geven, waardoor het mogelijk is om gegevens van de ene computer naar de andere.
Aanbevolen literatuur: Kompoos’s ASCII-tabelpagina.
Tekstbestanden die zijn opgeslagen in ASCII-indeling worden soms ASCII-bestanden genoemd. Teksteditors en tekstverwerkers zijn meestal in staat om gegevens in ASCII-indeling op te slaan, hoewel ASCII-indeling niet altijd de standaard opslagindeling is. De meeste gegevensbestanden, vooral als ze numerieke gegevens bevatten, worden niet opgeslagen in ASCII-indeling. Uitvoerbare programma’s worden nooit in ASCII-indeling opgeslagen.
De standaard ASCII-tekenset
De standaard ASCII-tekenset gebruikt slechts 7 bits voor elk teken. Er zijn verschillende grotere tekensets die 8 bits gebruiken, waardoor ze 128 extra tekens krijgen. De extra tekens worden gebruikt om niet-Engelse tekens, grafische symbolen en wiskundige symbolen weer te geven.
Verschillende bedrijven en organisaties hebben uitbreidingen voorgesteld voor deze 128 karakters. Het DOS-besturingssysteem gebruikt een superset van ASCII genaamd extended ASCII of high ASCII. Een meer universele standaard is de ISO Latin 1-tekenset, die door veel besturingssystemen en webbrowsers wordt gebruikt.
Een andere set codes die op grote IBM-computers wordt gebruikt, is EBCDIC.