Greed eats brains in cloud computing

“Kan een zin of een gezegde te afgezaagd zijn?” vraagt gastcommentator Achim Heisler, Managing Director van het systeemhuis A-H-S. “Greed eats brains” is als uitdrukking immers niet nieuw. Heisler stoort zich aan wat er via radio, televisie en internet door deskundigen wordt verkondigd.

Als wij onszelf en de grote providers de vraag stellen, lijkt het erop dat de vraag over de cloud niet langer een “of” is, maar hooguit een “wanneer en hoeveel”. Voor de providers uit hebzucht en voor ons uit een soort fatalisme op de manier van Don Quichot. Want alleen omdat velen van ons hun weerstand hebben verloren of omdat wij kunstmatig een gebrek aan alternatieven hebben gecreëerd door producten stop te zetten of de licentiekosten enorm te verhogen, betekent zwijgen nog geen instemming.

Beeld van de stemming in de sector

Ik heb onlangs aan een paar evenementen deelgenomen waar ik het ook tot mijn taak heb gemaakt om de balans op te maken van de stemming in de sector en onder onze klanten. Als voorbeeld wil ik het Software AG-evenement nemen waarvoor ik was uitgenodigd. Daar zou onder meer de IOT Cloud van Software AG en Cumulocity worden gepresenteerd. Dit gebeurt in samenwerking met de grootste werktuigbouwkundige bedrijven van Duitsland, die een gezamenlijk platform willen vormen. Op het eerste gezicht ziet dit er goed uit en zou dit idealiter kunnen leiden tot de verwezenlijking van het door velen gevraagde gemeenschappelijke platform op de gebieden waarop Duitsland wereldwijd sterk staat. Van wat ik heb gezien van de technische aanpak van Cumulocity en de diversiteit ervan, lijkt dit een verstandige weg te zijn. Het besef dat niet alles in de cloud thuishoort en dat het edge-apparaat on premise moet blijven, is niet nieuw, maar wel juist. Dit zou dus ook mijn steun vinden.

Hersenen en hebzucht

Ik vrees echter dat de technische benadering (hersens) helaas niet overeind zal blijven en dat de zakelijke benadering (hebzucht) zelfs in dit vroege stadium al de overhand heeft gekregen. Omdat, om bij deze club te horen, hoge entreegelden betaald moeten worden. Aangezien het bestuur natuurlijk bereid is dit aantrekkelijk te maken voor potentiële leden, zien de winstverwachtingscurven er niet vlak en lineair uit, maar exponentieel. In principe valt er natuurlijk niets in te brengen tegen het oude principe van “meer geld verdienen” en dit is volkomen begrijpelijk vanuit het oogpunt van de beleggers. Maar er vallen me een paar dingen op aan zo’n aanpak, die ik nu nader zal toelichten.

“Wie gaat dat betalen?” en andere vragen

Achim Heisler, Managing Director, A-H-S

Achim Heisler, Managing Director, A-H-S

Bij alle grote nieuwe mogelijkheden werd er alleen maar gesproken over Software AG en de leden van het platform. Er werd met geen woord gerept over degene die uiteindelijk voor alles moet opdraaien. De machines (en dus ook hun IoT-functies) worden immers niet gebouwd als haalbaarheidsstudies, maar worden geacht producten te creëren of te verfijnen voor de eindklant, d.w.z. toegevoegde waarde te genereren. De vraag voor de eindgebruiker is derhalve waar voor hem de toegevoegde waarde ligt. Functies zoals onderhoudsoptimalisering of voorspellend onderhoud bieden zeker een toegevoegde waarde op het gebied van storingspreventie. Maar is dit voldoende als argument voor de eindgebruiker? Zijn de apps van de machinefabrikanten, die een belangrijke factor zijn in het totale platformpakket, “closed shops” of beschikken zij over API’s die de eindklant kan gebruiken? Kan ik de gegevens van de app aanpassen voor mijn doeleinden, bijvoorbeeld op het vlak van productieplanning in Industrie 4.0? Wat gebeurt er met mijn gegevens in de app, aangezien ik natuurlijk ook conclusies kan trekken over producten, hoeveelheden en capaciteitsbenutting met uitgebreide sensortechnologie?

Eerst het meel, dan de cake

Dit zijn allemaal vragen die ik mezelf als eindklant zou stellen, en dus zou beslissen of ik de app zou gebruiken. Of hebben de exploitanten een monopolie-houding die vergelijkbaar is met die van Adobe of Microsoft. Fabrikanten, met andere woorden, waar ik mijn klanten kan dwingen te eten? Zo niet, dan heb ik het gevoel dat de cake hier wordt uitgedeeld voordat het meel is gemalen. En hoe wordt de rol van de systeemhuizen in dit spel gezien? Er wordt terecht erkend dat de IT van machinefabrikanten in de meeste gevallen niet over de kerncompetentie beschikt om apps te ontwikkelen. Vanuit het oogpunt van de systeemhuizen is dit een positief besef en wellicht een kans om aan dit model deel te nemen. Maar dan zou de wereld van de werktuigbouwkundigen (planningshorizon <30 jaar) ineens moeten passen in de agile Scrum-wereld van de app-ontwikkelaars (planningshorizon >6 maanden). Als ik daar een zeker potentieel conflict in zie, kan dat te wijten zijn aan mijn vroegere ervaring. Aangezien het de fabrikant al ontbreekt aan competentie en middelen, hoe zit het dan met de eindgebruiker? Om de potentiële toegevoegde waarde van een oplossing te benutten, is ook daar de bijbehorende know-how nodig. Dit geldt vooral voor de edge-componenten, die als “on premise”-apparaat van groot belang zullen zijn wanneer het gaat om real-time, gegevensfiltering en gegevensbescherming. Hier moet ook rekening worden gehouden met de eisen van de eindklanten, want alleen zo kan worden gegarandeerd dat de juiste gegevens in de app of het verwerkingssysteem terechtkomen.

Achter gesloten deuren

Tot op heden zijn er zeker punten van kritiek op de oplossing, maar ook potentieel bij de juiste implementatie. Maar omdat het onmenselijke beeld van hebzuchtige managers mij nog steeds als model wordt voorgehouden, heb ik twijfels over de publieke verenigbaarheid van een dergelijke oplossing voor alle betrokken partijen. Want in tegenstelling tot bijvoorbeeld Uber en Flixbus hebben onze eindklanten nog activa op de balans en, vooral in de KMO-sector, een verantwoordelijkheid voor de werknemers.

Zonder de zucht naar een snelle RoI zou het idee kunnen worden omgezet in een geweldige totaaloplossing in de machinebouwindustrie met voldoende investeringen vooraf, waardoor onze voorsprong wereldwijd zou worden veiliggesteld. Maar uiteindelijk is het onze verantwoordelijkheid om klanten uit te leggen waar de toegevoegde waarde van cloud, IoT en Industrie 4.0 voor hen ligt. Tegenwoordig hoor ik dat klanten hun fabrikanten of systeemhuizen niet begrijpen, niet alleen stiekem, maar ook op officiële evenementen. Dit is waarschijnlijk de ernstigste reden waarom de noodzaak wel wordt ingezien, maar niet wordt uitgevoerd. Dus, vanuit een globaal standpunt, zullen we uiteindelijk allemaal verliezen.