Analoog

Analoog is een bijvoeglijk naamwoord dat een apparaat of systeem beschrijft waarin informatie wordt weergegeven door continu variabele fysieke grootheden. Een platenspeler is een eenvoudig voorbeeld van een analoog apparaat; de naald leest continu de hobbels en groeven op een plaat. Een klok met wijzers is ook een voorbeeld omdat de wijzers continu rond de wijzerplaat bewegen en de klok in staat is om elk mogelijk tijdstip van de dag aan te geven.

Analoog staat in contrast met digitaal. Terwijl een platenspeler analoog is, is een cd-speler digitaal omdat deze binaire gegevens leest die een audiosignaal vertegenwoordigen. Terwijl een klok met wijzers analoog is, kan een klok die digitaal is slechts een eindig aantal keren vertegenwoordigen, zoals elke tiende van een seconde. Over het algemeen zijn computers digitale apparaten, terwijl de menselijke ervaring analoog is. Ons zicht en gehoor is bijvoorbeeld een continue overdracht van informatie naar onze zintuigen. Er zijn oneindig vloeiende gradaties van vormen, kleuren en geluiden.

Analoog signaal versus digitaal signaal

Een analoog signaal is een continu signaal waarin een in de tijd variƫrend kenmerk, zoals druk of spanning, een andere op tijd gebaseerde variabele vertegenwoordigt. De ene variabele is de analoog van de andere. Met analoge signalen kan een oneindig aantal waarden worden weergegeven, bijvoorbeeld een lichtdimmer. Een digitaal signaal drukt variatie uit in reactie op een reeks verschillende waarden, bijvoorbeeld een lichtschakelaar die alleen kan worden in- of uitgeschakeld, niet gedimd.

Analoge signalen worden meestal gebruikt om elektrische signalen te beschrijven, zoals audio-opname en -weergave, live-versterkingsapparatuur, radiosignalen en oudere videosignaaltransmissietechnologieƫn zoals VGA. Hoewel analoge versies grotendeels zijn vervangen door hun digitale tegenhangers, bestaat deze nog steeds in de vorm van AM / FM-radio en thuisopnames op audiocassettes of VHS-banden.

Analoge signalen zijn het meest geschikt voor audio- en video-uitzendingen, hebben een veel hogere dichtheid om meer verfijnde informatie weer te geven, gebruiken veel minder bandbreedte dan digitale geluiden en behouden de natuurlijke vorm van een geluid. Digitale signalen daarentegen zijn eenvoudig te comprimeren, te bewerken zonder de originele kopie te wijzigen, verzenden de gegevens via netwerken en kunnen worden gecodeerd.