Uit een omgekeerd advies van verzekeraar ARAG aan consumenten over hoe zij zich tegen de reclamevloed kunnen verweren, blijkt wanneer reclame de meeste kans maakt.
Veel consumenten willen zich tegen ongewenste brochures en dergelijke verweren met “Geen reclame plaatsen”-stickers op hun brievenbus. Volgens de verzekeringsmaatschappij ARAG heeft het Bundesgerichtshof (BGH) reeds in december 1988 onder zaaknummer VI ZR 182/88 verduidelijkt dat ongewenste reclame een schending van de persoonlijke rechten vormt. Overeenkomstige stickers moeten in het algemeen door reclamebedrijven in acht worden genomen en kunnen een vordering tot staking van de reclame door de ontvanger rechtvaardigen.
Uitzonderingen op de regel
Maar gratis weekbladen en advertenties met redactionele inhoud worden dienovereenkomstig niet als reclame beschouwd (BGH-arrest met dossiernummer I ZR 158/11). Zij kunnen nog steeds worden bezorgd indien op de brievenbus “Geen reclame plaatsen” is geschreven. ARAG raadt de consumenten aan de mededeling “Geen reclamefolders en geen reclamefolders” aan te brengen.
Bovendien wordt persoonlijk geadresseerde reclame door de postbodes behandeld als gewone brievenpost. De postbodes moeten ze bezorgen. In dit geval adviseren de juristen de ontvangers om het bedrijf in kwestie schriftelijk te verzoeken af te zien van verdere mailings – bij voorkeur per aangetekende brief met ontvangstbevestiging of per fax. Een andere mogelijkheid is te worden opgenomen in een van de zogenaamde Robinson-lijsten, die bijvoorbeeld worden bijgehouden door het I.D.I. Interessenverband Deutsches Internet e.V. Dit zou voor alle leden van een dergelijke vereniging een bezwaar tegen de mailing zijn.
Bovendien zou een brievenbussticker “Gelieve geen reclame te sturen” niet werken tegen bijsluiters in kranten. De terbeschikkingstelling van geabonneerde kranten met reclamebijlagen blijft onaangetast, aldus een beslissing van het OLG Karlsruhe (dossiernummer 15 U 76/91).
Vaak zonder gevolgen
Verder heeft een vordering tot het staken van inbreuken tegen ondernemingen die reclame blijven verzenden ondanks de uitdrukkelijke onwil van de betrokkene, niet noodzakelijk verstrekkende gevolgen. Volgens ARAG volstaat het reeds om een vordering te verdedigen indien kan worden aangetoond dat de distributeurs voldoende en duidelijk zijn ingelicht over de naleving van de verbodsbepalingen inzake reclameverspreiding. Indien de door stickers te kennen gegeven wens om geen reclame te ontvangen slechts incidenteel wordt genegeerd, kan geen immoreel gedrag in de zin van artikel 1 van de wet tegen oneerlijke mededinging worden aangenomen. “De ontvanger moet zich daar dus bij neerleggen en zelf zijn weg naar de prullenbak zoeken”, concluderen de juristen van ARAG.