Elles was vroeger beter. Ten laatste wanneer ik deze gedachtengang heb, word ik overmand door het gevoel oud te zijn. Bij nader inzien waren de dingen anders en niet noodzakelijk beter.
Er zijn ontwikkelingen, of liever niet-ontwikkelingen, die mij angstig maken, zowel voor de toekomst van de kinderen als voor mijn eigen toekomst. Ik kon al op zeer jonge leeftijd ervaring opdoen met elektronica en computers en behoorde tot de eerste generatie kinderen en jongeren die daarmee opgroeide in het begin van de jaren tachtig. Dit gebeurde echter op een heel andere manier dan vandaag. Er was geen internet zoals we dat nu kennen. Je moest dus zelf moeizaam informatie over producten inwinnen, of in de jaren ’80 soms naar Aken rijden om bij Vobis een ZX81 te kopen. In die tijd bouwden we de systemen zelf en schreven we de software zelf in Basic of Assembler. Wij waren toen echter al een klein deel van de bevolking.
Veel wijdverbreider was de opvatting dat je er vierkante ogen van zou krijgen en dat je liever de frisse lucht in moest gaan. De meeste mensen in die tijd misten de visie of de toepasbaarheid van de nieuwe technologieën. Voor veel mensen die werk hadden, was de mening vrij duidelijk dat zij niets te maken wilden hebben met het “computergedoe”. De eerste generatie arbeiders en bedienden konden met deze instelling met pensioen gaan. Degenen onder ons die zich intensief met de materie bezighielden, werden gedwongen zich ook met elementaire zaken bezig te houden om de lagen te begrijpen die er bovenop werden gebouwd.
Generatie van gebruikers
Met de volgende generatie IT kwamen de gebruikers vervolgens meer en meer in beeld. Hun kennis van de basistechnologie was nogal zwak. Het was echter niet absoluut noodzakelijk voor de werking van de toepassingslaag. Dit was de eerste keer dat een leemte aan het licht kwam die tot op de dag van vandaag niet is gedicht. Aangezien de gebruiker geen toegang heeft tot de basisfunctionaliteiten, is zijn gezichtsveld ook beperkt tot de toepassing. Bij de eerste generatie gebruikers werd dit verontschuldigd met een gebrek aan toegang tot de technologie bij de jeugd en een gebrek aan kansen in het onderwijs. Zo ontstond ook de eerste generatie van computeranalfabeten. Ieder van ons die ooit in de support heeft gewerkt, weet tot welke zenuwslopende sessies dit soort gedwongen computergebruikers in staat is.
De tijd ging dus voorbij en met elke generatie werd de technologie complexer en nam zij tegelijkertijd veel meer plaats in ons leven in. Maar tegelijkertijd was er nu een generatie van mensen die van jongs af aan met deze technologie waren opgegroeid. We weten allemaal hoe makkelijk het is om als kind kennis op te nemen. Uiteraard waren de verwachtingen van de digital natives navenant hoog.
Geen flits in de pan
Hoewel het percentage mensen met een natuurlijke affiniteit voor computers vroeger zeer laag was, zou dit percentage nu sterk moeten zijn gestegen. Het was nu voor iedereen duidelijk dat IT geen modeverschijnsel is en een enorme impact heeft op ons leven. Wij hebben echter moeten constateren dat het aandeel van de “goed geïnformeerden” laag blijft. Er werden vele pogingen ondernomen om IT dichter bij de mensen te brengen. Al met al zijn de strategieloze benaderingen waarschijnlijk vrij vruchteloos gebleken.
Nu zou men kunnen zeggen dat het niet zo erg is als het percentage mensen dat een zeker overzicht heeft en toegang heeft tot de nieuwe technologieën constant blijft. Maar helaas neemt het technologisch analfabetisme toe, waardoor een hele generatie blind en willoos wordt. Met de “mobiele telefoon en Facebook”-generatie zijn alle negatieve invloeden opnieuw in massa en snelheid toegenomen.
Als we doorgaan op de ingeslagen weg, voeden we digitale idioten op die klakkeloos consumeren en als lemmingen achter de opiniemakers van de sociale media aanhollen. Het is nog nooit zo gemakkelijk geweest om een enorme hoeveelheid mensen te beïnvloeden en hun gedrag te sturen. Zeker in deze tijd zouden mensen in staat moeten zijn om de onhandige schreeuwers te pareren met verantwoordelijk gedrag en proceskennis. Maar er ontbreken zoveel dingen. Apps worden geïnstalleerd omdat ze in zijn. Wat werkt is wat gemakkelijk te gebruiken is en wat een kritische massa heeft bereikt in termen van kwantiteit. En als het dan toch bepaalde apps moeten zijn, wordt hun omgang met gegevens en beveiliging op de lange termijn niet echt in twijfel getrokken.
Maar het zou te gemakkelijk zijn om alleen de app-aanbieders de schuld te geven. We weten al 30 jaar dat het internet niet vergeet. En toch genieten digitale klootzakken van de mogelijkheid van digitaal exhibitionisme zonder na te denken over de gevolgen. Grof taalgebruik op fora, pesten onder de dekmantel van schijnbare anonimiteit en overplaatsing naar de echte wereld nemen steeds extremere vormen aan. Het is echt tijd om iets te doen aan de gevolgen van de digitale domheid. Anders zal een kleine politieke/economische/digitale elite nog meer controle over het leven van de massa’s krijgen dan in de ergste feodale tijden denkbaar was.
Strategie in plaats van gietertjes
Wat we nu eindelijk nodig hebben is een holistische digitale strategie die veel verder gaat dan het huidige gietertjesprincipe. In tijden van mondiale ondernemingen en grenzeloze digitalisering kunnen we met kleinschalig federalisme geen potten en pannen meer winnen. Het begint met een wereldwijd Europees datacentrum, waar de gegevens voor infrastructuur en onderwijs veilig en autonoom kunnen worden opgeslagen en verwerkt.
Het onderwijssysteem (en daarmee bedoel ik uitdrukkelijk niet vanaf de school) kan op die manier centrale specificaties en normen vaststellen die snellere noodzakelijke aanpassingen aan de mondiale ontwikkeling überhaupt mogelijk zouden maken. Tot dusver loopt alle inhoud ver achter op de ontwikkeling en wordt die achterstand niet ingelopen. Met de kloof neemt de klootzakachtigheid steeds ergere proporties aan en zal vooral opvallen in de tijd na school. Wanneer de kinderen uit de onderwijsbel komen en naar de werkplek of de universiteit gaan, worden zij geconfronteerd met de harde en zachte feiten van de realiteit. Het onderwijssysteem moet opnieuw de taak op zich nemen om deze overgang voor iedereen verenigbaar te maken, zodat werkelijk creatieve energie op de werkplek kan vrijkomen.