Hyper-V-containers zijn volledig geïsoleerde virtuele machines (VM’s) die hun eigen kopie van de Windows-kernel bevatten. Hyper-V Containers, een van de twee containermodellen die in Windows Server 2016 zijn geïntroduceerd (samen met Windows Server Containers), bieden een lichtgewicht alternatief voor traditionele virtuele machines en maken het mogelijk om geneste virtualisatie binnen Hyper-V af te handelen.
Hyper-V-containers kunnen worden beheerd met Docker of via nieuwe Windows PowerShell-cmdlets. In het geval van Docker-beheer kunnen containers worden beheerd vanuit de Docker CLI (opdrachtregelinterface) met dezelfde opdrachten die momenteel worden gebruikt om Docker-containers op Linux te maken en uit te voeren.
Hyper-V-containers versus Windows-containers
In termen van verschillen tussen de twee typen containermodellen in Windows Server 2016, terwijl Hyper-V Containers elke container isoleren via een lichtgewicht VM, bieden Windows Containers isolatie via naamruimte en procesisolatie.
Windows Containers delen een kernel met de containerhost en alle containers die op de host worden uitgevoerd. In Hyper-V Containers wordt de kernel van de containerhost niet gedeeld met de Hyper-V Containers.
Dit betekent dat Windows Containers van elkaar zijn geïsoleerd, maar rechtstreeks op Windows Server 2016 worden uitgevoerd. Hyper-V-containers bieden daarentegen verbeterde isolatie door de containers vanaf een Hyper-V-VM uit te voeren.