Verwerping van de vliegende bevoegdheid

De vliegende bevoegdheid voor inbreuken op de mededingingsregels op internet is meermaals misbruikt. De jongste herziening van het mededingingsrecht, ook bekend als het Anti-Abmahngesetz, maakt hier een einde aan. Dit is nu ook bevestigd door het Oberlandesgericht Düsseldorf.

Het Anti-Abmahngesetz, dat sinds december jongstleden van kracht is, beperkt de plaats van jurisdictie voor inbreuken op de mededingingsregels. Onder een vlottende bevoegdheid wordt verstaan de vrije keuze van de bevoegde rechter. Tot de wetswijziging kon bij inbreuken op de mededingingsregels op internet de inbreukmaker worden vervolgd op elke plaats waar zijn website, via welke de inbreuk is gepleegd, toegankelijk was. Dit had voor de eiser het voordeel dat een rechtszaak kon worden aangespannen daar waar de kans het grootst was dat de rechtbank het met de rechtsopvatting van de geschonden partij eens zou zijn.

Ondanks de nieuwe beperkingen die in artikel 14, lid 2, punt 1, van de wet inzake oneerlijke concurrentie (UWG) zijn vastgelegd, had de regionale rechtbank (LG) van Düsseldorf in januari in een zaak haar lokale jurisdictie bevestigd. Het was bevoegd omdat de reclame op televisie en in gedrukte media in zijn arrondissement plaatsvond, alsook voor reclame op internet en op YouTube, hoewel verweerster in de procedure haar zetel niet in het arrondissement Düsseldorf, maar in Rijnland-Palts had. Volgens de arrondissementsrechtbank heeft de nieuwe § 14, lid 2, zin 3, nr. 1 UWG niet betrekking op elke oneerlijke handeling in de elektronische handel of in telemedia, maar alleen op gevallen waarin specifiek op internet gerichte inbreuken op de mededinging worden aangevoerd. Zij heeft dus overwogen, de bevoegde rechter in de procedure aan te wijzen. De verweerder tekende beroep aan.

Het beroep slaagde niet omdat het niet het juiste rechtsmiddel is tegen de beslissing. Het Oberlandesgericht Düsseldorf heeft echter duidelijk gemaakt dat de kwestie van de bevoegdheid anders moet worden beoordeeld (beslissing van 16.2.2021 – I-20 W 11/21). Het OLG beschouwde de beperking van de bevoegdheid tot vliegen niet als beperkt tot specifieke inbreuken, zoals de LG deed. Volgens het OLG kan de beperking tot dergelijke gevallen, die noodzakelijkerwijs verband houden met handelingen in de elektronische handel of telemedia, niet uit de bepaling worden afgeleid:

Aanleiding van de wijziging in het UWG betreffende de lokale bevoegdheid door de wetgever eind 2020 was een “veronderstelde onbillijkheid” geweest. De misbruiken waaraan de wetgever een einde had willen maken, betroffen in het algemeen de vervolging van inbreuken op het internet. “Beperkingen ten aanzien van bepaalde inbreuken die op internet worden gepleegd, vloeien hier daarentegen niet uit voort”, aldus het OLG-besluit.

Pro & Con

Het Bondsministerie van Justitie en Consumentenbescherming (BMJV) had de aanzet gegeven tot de wetswijziging met het argument dat de vliegende rechtspraak een prikkel tot misbruik creëerde. De eiser kon een gerecht kiezen dat ver verwijderd was van de zetel van de tegenpartij of dat in zijn voordeel besliste. Voorstanders van de oude rechtssituatie betreuren echter dat juist door het vliegende forum sommige arrondissementsrechters een expertise ter zake hebben ontwikkeld, die thans niet meer wordt gebruikt.